dinsdag 28 november 2023

Economie en Barmhartigheid


Het woord barmhartigheid komt niet vaak voor in leerboeken economie. Economische theorieën gaan er vaak van uit dat redelijke prijzen het gevolg zijn van goede evenwichten tussen vraag en aanbod. Meer geavanceerde theorieën houden misschien wel rekening met de factor onderhandeling: hoe worden prijzen afgesproken? Een groot pijnpunt in onze economie is dat de meeste onderhandelingen niet tussen gelijken plaatsvinden maar tussen een sterkere partij en een zwakkere. De prijzen zijn vaak niet zo rechtvaardig als ze lijken. In de leerboeken en in de dagelijkse praktijk bestaan er nog geen #metoo bewegingen voor mensen die onrechtvaardige contracten getekend hebben omdat ze in een zwakke positie stonden. Eigenlijk zouden MBA studenten moeten leren dat een onderhandeling tussen ongelijken altijd onethisch is omdat ze in het nadeel van de zwakste uitvalt.

In zijn boek Economics of Good and Evil wijst ook Tomáš Sedláček op dit probleem. In onze wereldhandel is er momenteel een ware kaalslag aan de gang. Ook de rijken worden er onrustig van want ze weten intuïtief dat dit kan eindigen met sociale revolte. Die onrust verklaart het hedendaagse stemgedrag waar journalisten zo verontwaardigd over reageren.

Maar hoe los je dat op? Je kan niet voor elke onderhandeling de mensen eerst op gelijke voet krijgen. Vakbonden proberen dit wel, maar dat lukt niet. Het antwoord is dat je geen duurzame economie kan hebben zonder ingebouwde barmhartigheid. De sterken moeten uit eigen beweging barmhartig en vrijgevig zijn. Ze moeten inzien dat het in hun voordeel is om onvrede te vermijden. De oproepen tot barmhartigheid in de bijbel dienen uiteindelijk ook een economisch doel, maar laat dat niet onze enige drijfveer zijn.

Afbeelding: straatbeeld in Luxor, Egypte 1988 ©Wim Lahaye

dinsdag 7 november 2023

Het beloofde land van Willibrord


Zoals Mozes op het einde van zijn leven vanop de Neboberg naar het Beloofde Land mocht kijken, zo mocht Willibrord van Utrecht op het einde van zijn leven vanuit de abdij van Echternach naar de Lage Landen kijken. Mozes mocht zijn beloofde land niet in omdat hij gezondigd had, maar Willibrord kon met voldoening naar het zijne kijken. Hij had een deel van het gebied tot bij de Friezen gekerstend; het was een goddelijke opdracht die al even onmogelijk en gevaarlijk leek als die van Jona. Die Lage Landen (zeg maar de Benelux) vormen vandaag misschien nog geen staat, maar ze vormen wel een land van melk en honing voor bijna 29 miljoen mensen. De Orde van den Prince ziet die Lage Landen als een cultureel geheel. Vandaag 7 november is de feestdag van Sint-Willibrord, apostel van de lage landen, en we kunnen deze dag dus min of meer beschouwen als de jaarlijkse dag van de Benelux.

De Benelux wint terug aan belang. Dat komt door de nieuwe geopolitieke context. Nu de naties terug op zichzelf plooien voor autonomie, veiligheid en defensie, staan de kleine landjes zwak tegenover de grote. Die groten (Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk) vinden dat prima zo, en willen uit eigenbelang vooral geen toenadering aanmoedigen tussen België, Nederland en Luxemburg. Meer samenwerking binnen de Benelux leidt nochtans tot verhoging van de kritische massa en schaalvoordelen in de industrie. Bovendien heeft lokale samenwerking in een stedengebied enorme voordelen als daar een goede logistiek mogelijk is. Binnen de Benelux zou men in luchtvaart, ruimtevaart en defensie kunnen samenwerken. De Benelux zou een sterke speler zijn in de wedijver tussen de naties. Met de Benelux kunnen we zelfs een WK voetbal winnen, zoals eerder besproken in Naderbij Nederland.

Echternach is een leuk stadje in een bosrijk gebied aan de rivier Sauer in het Groothertogdom Luxemburg. Het stadje was populair bij de vrienden van Van Schoonbeke in de roman 'Kaas' van Willem Elsschot. Nu is de stad vooral populair bij kampeerders en motards. Nederlands wordt er vaker gesproken dan Luxemburgs.

Foto: Standbeeld St. Willibrord bij de Abdij van Echternach, 2018©Wim Lahaye

dinsdag 31 oktober 2023

De schoonheid van Frans-Vlaanderen


Voor mij begint de schoonheid van Frans-Vlaanderen bij de schoonheid van Belle (Fr.: Bailleul), een klein gezellig stadje dat je gemakkelijk vindt als je vanuit Poperinge de grens oversteekt. Van mijn oudst bekende voorvader Martinus Lahaye weten we alleen dat hij uit Belle afkomstig was en misschien werd hij wel gedoopt in deze Sint-Vaastkerk van Belle. We weten wel zeker dat zijn zoon Carolus (‘Charles’) Lahaye geboren werd in het aangrenzende dorp Berthen in het jaar 1621 en overleden is in Boeschepe in 1701. Het is in Boeschepe dat de meesten van mijn voorvaderen hun leven zullen doorbrengen tot ene Judocus (‘Joos’) Lahaye onder het bewind van Napoleon de weg vindt naar Woesten bij Poperinge. Zijn zoon brouwer Guillaume Frederic (Free) Lahaye was de grootvader van mijn grootvader en peter Guillaume ('Willem') Felix Frederik Lahaye, die mij de Zwijger noemde. De andere zoon van Joos Lahaye was Amand Desiré Lahaye, eveneens brouwer en stamvader van brouwerij ’t Zwynland in Poperinge, nog altijd een bekende naam in de streek.

Boeschepe ligt vlakbij de Katsberg, één van de vier heuvels die op de grens met Frankrijk uit het niets lijken op te duiken en waar Keltische vondsten gedaan werden. Op die Katsberg kan je heerlijk wandelen en rusten rond een trappistenabdij aldaar.

Een meer bekende parel van Frans-Vlaanderen is Sint-Winoksbergen (Fr: Bergues), iets groter dan Belle en een ideale plek voor een Vlaamse city trip met een eigen belfort en een postkantoor dat bekend raakte uit de film Les Ch’tis.

Rijsel is natuurlijk ook een bezoek waard. Merkwaardig is dat de Vlaamse Leeuw hier overal met liefde uitgehangen wordt. We zijn duidelijk welkom. Tegelijk heeft dat natuurlijk ook te maken met de relatieve armoede van de streek tegenover ons West-Vlaanderen; er speelt een geografisch matteüseffect. Maar Frans-Vlaanderen is wellicht ondergewaardeerd als toeristische bestemming.

Foto’s 2015-2022©Wim Lahaye

dinsdag 24 oktober 2023

De een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken


Wij leven onder het terreurbewind van onze individuele agenda’s.
Zelden waren individuele agenda's zo almachtig. Als je vandaag geen volle agenda hebt, is er iets mis met je. Die individuele agenda’s hebben we elk apart opgebouwd uit honderden vrij gekozen engagementen waar we ons nu misschien niet gemakkelijk meer van kunnen bevrijden. Daar is ook iets moois aan. Iedere agenda is uniek en reflecteert de unieke inzet van een persoon. Wij zijn onze tijd. Maar tegelijk is het ook een schrikbewind. Is dat nog vrijheid? Noordkaap vertolkt het zo mooi met zwarte humor: “Het meisje is al lang verdwenen, op bevel van haar agenda. Plichtsgetrouw nam zij de benen. Je kent dat…”

Het kan dus erg moeilijk worden vrienden te mobiliseren voor jouw project. Meer en meer stelt het ook een probleem in de bedrijven. Het is een enorme uitdaging geworden om het gouden gaatje in ieders agenda te vinden om nog een uitdagend project te kunnen definiëren. Iedere organisator leeft met de angst dat zijn genodigden niet zullen opdagen. Organiseren we niet te veel? Of zijn er misschien te veel organiserende beroepen?

Het probleem is nochtans niet nieuw. In het evangelie van Mattheüs is er sprake van een bruiloft waar de genodigden niet komen opdagen. “De een ging naar zijn akker, de ander naar zijn zaken”. Het doet wat denken aan de relatief lege kerken van vandaag en mogelijk was er ook een verlaten tempel in het jaar 70 na Christus, tijd waaruit de evangelist zijn inspiratie putte.

Misschien is er toch iets mis met onze volle agenda's. Hebben we nog wel de juiste prioriteiten?

Ik verwijs ook naar mijn blog: “Beschleunigung”.

Afbeelding van Stefan Schweihofer via Pixabay

dinsdag 10 oktober 2023

De maatschappelijke rol van de ingenieur

Van het technisch wonder IMEC bestaat een geschiedenis in presentatie vorm. Daarin typeerde professor Hugo De Man zijn naaste collega wijlen professor Roger Van Overstraeten als een visionaire Vlaming. Volgens professor De Man was het altijd de bedoeling geweest “Vlaanderen op de kaart van de industrie van de toekomst te plaatsen door een generatie ingenieurs op te leiden die, naast een solide wetenschappelijke basis, tevens oog hebben voor de maatschappelijke en economische vooruitgang van het volk.

Wij hadden aan onze Leuvense universiteit inderdaad enkele professoren die wat meer gaven dan de nuchtere lessen. Enerzijds trachtten zij ons een soort ondernemerschap bij te brengen en anderzijds wezen zij ons op onze maatschappelijke rol en op onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het ondernemerschap was geen doel op zich, maar net een middel om het sociaal-economische weefsel van de maatschappij en het algemeen welzijn te verbeteren. Nu klinkt dat misschien allemaal nogal evident maar dat was het niet, integendeel. Niet alle collega's vertoonden dezelfde belangstelling voor maatschappelijke thema's. Door steeds verder te gaan in diepe specialisatie bestond er een risico dat heel wat collega ingenieurs zich zouden ontwikkelen tot volmaakte nerds, zeg maar vakidioten. Toch viel dat allemaal goed mee. De op te lossen problemen werden inmiddels zo ingewikkeld dat alleen goed teamwerk nog kans op slagen had. Verder worden nieuwe ontwikkelingen nu zeer grondig op hun maatschappelijke relevantie afgewogen. Na mijn studies, bij de ingenieurs-vereniging en bij de European Young Engineers ontmoette ik natuurlijk nog veel gelijkgestemden.

Het beroep van ingenieur is inderdaad een prachtig beroep, al is er soms moed voor nodig. Het verdient alleszins promotie bij de diverse groepen die nog steeds ondervertegen-woordigd zijn in dit beroep. Maar het mooie van dit alles is dat ik me steeds sterker bewust werd dat ik geen beroep had maar een roeping. In “Wetenschap als roeping” zagen we al dat die roeping kan omschreven worden als een soort apostolaat in het industriële landschap. 

Ik verwijs ook naar mijn blog: “Wat we zelf doen, doen we beter” en naar “Het Licht van de Universiteit”.

Foto: Standbeeld Lodewijk Engelbert van Arenberg en J. P. Minckelers, Heverlee 2020©Wim Lahaye

dinsdag 3 oktober 2023

Het Rooms-Katholicisme, een ongelooflijke godsdienst

Dit boek van professor Herman De Dijn is een baken in deze tijd van verwarring rond wat godsdienst, Kerk en geloof precies is. Een belangrijk gegeven daarbij is de teloorgang van de godsdienst-praktijk en de bijhorende vroomheid, een woord waarvan de meeste mensen zelfs de betekenis niet meer kennen.

De auteur wijst op enkele typische kenmerken en misverstanden van onze tijd. Zo is er de twijfel aan de historiciteit van Bijbel-verhalen. Die historiciteit is nooit een onafhankelijke ondersteuning van het geloof geweest en een mogelijk gebrek aan historiciteit kan dus ook niet tot een omverwerping van het geloof leiden. De godsdienst bedient zich van een symbolische taal, een taal die dichter bij literaire kunst aanleunt dan bij wetenschap. Het heeft dan ook geen zin het geloof aan een wetenschappelijke analyse te onderwerpen. De auteur ziet ook geen heil in een cerebrale ontmythologisering van de godsdienst-verhalen want dat ontneemt net de kracht aan onze broodnodige rituelen en sacramenten.

Het is een knettergek idee dat iedereen zelf maar de zin van zijn eigen leven moet bepalen. Het leidt tot algemene desoriëntatie, psychose en wanhoop. Godsdienst had het gezag en heeft nog steeds het vermogen de zielen naar een gemeenschappelijk punt te richten dat het individu overstijgt, en dat het individu op die manier bevrijdt van eigen narcisme. Dat kan een authentiek gemeenschapsgevoel opleveren. Dat betekent niet dat we godsdienst moeten belijden vanuit een utilitaire bekommernis voor de mentale volksgezondheid. We belijden godsdienst vanuit ons hart. Het huidige sciëntisme gaat te ver omdat wetenschap niet thuishoort in het domein van religie. Wonderverhalen hebben iets te maken met de menselijke beleving en moeten dus niet wetenschappelijk geanalyseerd worden.

Ik blijf de oorverdovende stilte van de katholieke intellectuelen op dit terrein merkwaardig vinden. Gelukkig hebben we in Leuven nog enkele uitzonderingen. Tegelijk blijf ik hoopvol, want de kern van het geloof kan niet onderuitgehaald worden door wat de mensen zeggen of doen, en dus ook niet door wat de bedienaren van de Kerk zeggen of doen.

Ik verwijs ook naar mijn blogs ‘De schoonheid van het geloof’ en naar ‘The Heart of the Matter’. Ik heb nog andere boeken besproken van prof. Herman De Dijn.

dinsdag 26 september 2023

De Werkers in de Wijngaard

De parabel van de Werkers in de Wijngaard is een parel aan de kroon van onze christelijke beschaving. Een beter begrip van deze parabel zou zelfs een goede remedie zijn tegen heel wat hedendaagse beschavingsziekten. Ter herinnering: een wijngaardenier trekt ‘s morgens naar het marktplein om daar arbeiders te ronselen voor zijn wijngaard. Hij spreekt met hen de vaste vergoeding van een denarie voor de gehele dag af. Enkele uren later doet hij dat opnieuw en spreekt voor die dag ‘een billijke vergoeding’ af. Als de zon over haar hoogtepunt heen is, gaat hij nog een laatste keer en doet hetzelfde. Op het einde van de dag gaat hij merkwaardig genoeg eerst naar de werkers van het laatste uur en geeft hen elk een volle denarie, en niet zomaar een deeltje ervan. Onmiddellijk menen de vroege werkers veel meer te mogen verwachten voor zichzelf, maar zij krijgen precies de ‘billijke vergoeding’ die eerder met hen was afgesproken: één denarie voor die dag, naar verluidt een minimumloon om rond te komen voor één gezin.

Toen ik dit verhaal de eerste keer in de lagere school hoorde, reageerde ik zoals de meeste mensen. Dit klopt niet! De wijngaardenier is niet rechtvaardig. Hij lijkt wel een gewiekst zakenman of misschien is hij wel een linkse rakker. Het verhaal wringt op twee gerelateerde punten. Het lijkt niet te stroken met ons beginsel van loon naar werken, zeg maar onze meritocratie. We voelen dezelfde na-ijver als de werkers van het eerste uur. Til je het verhaal op naar je inzet voor het goede en Gods medewerking daarbij, is dit ook een aanfluiting van ons gevoel voor immanente rechtvaardigheid, maar we hadden al gezien dat dat een bedrieglijk gevoel is.

Deze parabel is een favoriet stukje evangelie van mijn vader omdat het iets zegt over hoe God aan sociaal beleid zou doen. (Mijn vader is emeritus hoogleraar in de sociale geneeskunde.) God heeft een hekel aan onze schijn-meritocratie. God beloont ons naar onze behoeften, niet naar onze verdiensten. En als we het goed maken, is dat te danken aan Gods genade en niet aan onze verdiensten. Wanneer de wijngaardenier zegt: “Ben je kwaad omdat ik goed ben?”, dan doet dat bij ons een belletje rinkelen. Inderdaad is de gelijkenis frappant met de parabel van de Verloren Zoon. We zijn kwaad omdat de Vader goed is voor een ander. Het christendom zit vol paradoxen. Ik vind het toch een beetje sneu dat deze verhalen nog weinig bekend zijn, en dat, waar ze bekend zijn, ze nog zoveel onbegrip genereren, ook bij volwassenen.

Maar waarom hebben zoveel volwassenen het moeilijk met die verhalen? Dat komt omdat ze op het verkeerde been gezet worden. En dat ligt aan henzelf, niet aan Jezus die het verhaal vertelt. De meeste mensen herkennen zich onterecht in de vroege werkers. De late werkers zijn immers de nietsnutten van onze maatschappij, zeg maar de mensen die aan het station rondhangen. Onze hoogmoed doet ons denken dat wij vroege werkers zijn. Maar is dat wel zo? Als we nederig zijn, beseffen we dat we misschien zelf te laat op het marktplein zouden kunnen verschijnen, en dat we dan op Gods goedgunstigheid zouden moeten rekenen om toch nog een vol dagloon te kunnen krijgen voor ons gezin.

Natuurlijk gaat het hier niet alleen over onze houding tot het materiële, maar ook tot het geestelijke. De denarie waarover het gaat, kan ook staan voor de toegang tot het Rijk Gods, en die toegang is niet kwantificeerbaar en kan je dus niet evenredig maken met het aantal uren dat je voor de goede zaak gewerkt hebt. Maar in beide interpretaties (de ‘materiële’ en de ‘geestelijke’) stelt God de liefde boven de rechtvaardigheid, althans boven de rechtvaardigheid zoals wij mensen ze beoefenen. God meet onze twijfelachtige verdiensten niet; zijn liefde kent geen maat.

Het matteüseffect houdt ook verband met loon naar werken voor het Rijk Gods.

Foto: Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, pater Leo Coppens OSA, gewelfschildering in de kerk van OLV van Troost, Heverlee