Wij hadden aan
onze Leuvense universiteit inderdaad enkele professoren die wat meer gaven dan
de nuchtere lessen. Enerzijds trachtten zij ons een soort ondernemerschap bij
te brengen en anderzijds wezen zij ons op onze maatschappelijke rol en op onze
maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het ondernemerschap was geen doel op
zich, maar net een middel om het sociaal-economische weefsel van de maatschappij
en het algemeen welzijn te verbeteren. Nu klinkt dat misschien allemaal nogal
evident maar dat was het niet, integendeel. Niet alle collega's vertoonden
dezelfde belangstelling voor maatschappelijke thema's. Door steeds verder te gaan
in diepe specialisatie bestond er een risico dat heel wat collega ingenieurs
zich zouden ontwikkelen tot volmaakte nerds, zeg maar vakidioten. Toch viel dat
allemaal goed mee. De op te lossen problemen werden inmiddels zo ingewikkeld dat alleen
goed teamwerk nog kans op slagen had. Verder worden nieuwe ontwikkelingen nu zeer grondig op hun maatschappelijke relevantie afgewogen. Na mijn studies, bij de ingenieurs-vereniging en bij de European
Young Engineers ontmoette ik natuurlijk nog veel gelijkgestemden.
Het beroep van ingenieur is inderdaad een prachtig beroep, al is er soms moed voor nodig. Het verdient alleszins promotie bij de diverse groepen die nog steeds ondervertegen-woordigd zijn in dit beroep. Maar het mooie
van dit alles is dat ik me steeds sterker bewust werd dat ik geen beroep had
maar een roeping. In “Wetenschap
als roeping” zagen we al dat die roeping kan omschreven worden als een
soort apostolaat in het industriële landschap.
Ik verwijs ook
naar mijn blog: “Wat
we zelf doen, doen we beter” en naar “Het
Licht van de Universiteit”.
Foto: Standbeeld Lodewijk
Engelbert van Arenberg en J. P. Minckelers, Heverlee 2020©Wim Lahaye
Geen opmerkingen:
Een reactie posten