De auteur
wijst op enkele typische kenmerken en misverstanden van onze tijd. Zo is er de
twijfel aan de historiciteit van Bijbel-verhalen. Die historiciteit is nooit een
onafhankelijke ondersteuning van het geloof geweest en een mogelijk gebrek aan
historiciteit kan dus ook niet tot een omverwerping van het geloof leiden. De
godsdienst bedient zich van een symbolische taal, een taal die dichter bij literaire
kunst aanleunt dan bij wetenschap. Het heeft dan ook geen zin het geloof aan
een wetenschappelijke analyse te onderwerpen. De auteur ziet ook geen heil in
een cerebrale ontmythologisering van de godsdienst-verhalen want dat ontneemt
net de kracht aan onze broodnodige rituelen en sacramenten.
Het is een
knettergek idee dat iedereen zelf maar de zin van zijn eigen leven moet
bepalen. Het leidt tot algemene desoriƫntatie, psychose en wanhoop. Godsdienst had
het gezag en heeft nog steeds het vermogen de zielen naar een gemeenschappelijk
punt te richten dat het individu overstijgt, en dat het individu op die manier
bevrijdt van eigen narcisme. Dat kan een authentiek gemeenschapsgevoel opleveren.
Dat betekent niet dat we godsdienst moeten belijden vanuit een utilitaire bekommernis
voor de mentale volksgezondheid. We belijden godsdienst vanuit ons hart. Het
huidige sciƫntisme gaat te ver omdat wetenschap niet thuishoort in het domein
van religie. Wonderverhalen
hebben iets te maken met de menselijke beleving en moeten dus niet wetenschappelijk
geanalyseerd worden.
Ik blijf de
oorverdovende stilte van de katholieke intellectuelen op
dit terrein merkwaardig vinden. Gelukkig hebben we in Leuven nog enkele uitzonderingen.
Tegelijk blijf ik hoopvol, want de kern van het geloof kan niet onderuitgehaald
worden door wat de mensen zeggen of doen, en dus ook niet door wat de bedienaren
van de Kerk zeggen of doen.
Ik verwijs
ook naar mijn blogs ‘De schoonheid van het geloof’ en naar ‘The Heart of the Matter’. Ik heb nog andere boeken besproken van prof. Herman De Dijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten