Toen ik dit
verhaal de eerste keer in de lagere school hoorde, reageerde ik zoals
de meeste mensen. Dit klopt niet! De wijngaardenier is niet rechtvaardig. Hij lijkt wel een gewiekst zakenman of misschien is hij wel een linkse rakker. Het verhaal wringt
op twee gerelateerde punten. Het lijkt niet te stroken met ons beginsel van
loon naar werken, zeg maar onze meritocratie. We voelen dezelfde na-ijver als de werkers van het eerste uur. Til je het verhaal op naar je
inzet voor het goede en Gods medewerking daarbij, is dit ook een aanfluiting
van ons gevoel voor immanente rechtvaardigheid, maar we hadden al gezien dat
dat een bedrieglijk gevoel is.
Deze parabel is een favoriet stukje evangelie van mijn vader omdat het iets zegt over hoe God aan
sociaal beleid zou doen. (Mijn vader is emeritus hoogleraar in de sociale geneeskunde.) God heeft een hekel aan onze schijn-meritocratie. God
beloont ons naar onze behoeften, niet naar onze verdiensten. En
als we het goed maken, is dat te danken aan Gods genade en niet aan onze
verdiensten. Wanneer de wijngaardenier zegt: “Ben je kwaad omdat ik goed ben?”, dan doet dat bij ons een belletje rinkelen. Inderdaad is de
gelijkenis frappant met de parabel van de Verloren Zoon. We zijn kwaad omdat de Vader goed is voor een ander. Het christendom zit vol paradoxen. Ik vind het toch een beetje sneu dat
deze verhalen nog weinig bekend zijn, en dat, waar ze bekend zijn, ze nog zoveel
onbegrip genereren, ook bij volwassenen.
Maar waarom
hebben zoveel volwassenen het moeilijk met die verhalen? Dat komt omdat ze op
het verkeerde been gezet worden. En dat ligt aan henzelf, niet aan Jezus die
het verhaal vertelt. De meeste mensen herkennen zich onterecht in de vroege
werkers. De late werkers zijn immers de nietsnutten van onze maatschappij, zeg
maar de mensen die aan het station rondhangen. Onze hoogmoed doet ons denken
dat wij vroege werkers zijn. Maar is dat wel zo? Als we nederig zijn, beseffen we dat we misschien zelf te laat op het marktplein zouden kunnen verschijnen, en dat we dan
op Gods goedgunstigheid zouden moeten rekenen om toch nog een vol dagloon te kunnen
krijgen voor ons gezin.
Natuurlijk gaat het hier niet alleen over onze houding tot het materiële, maar ook tot het geestelijke. De denarie waarover het gaat, kan ook staan voor de toegang tot het Rijk Gods, en die toegang is niet kwantificeerbaar en kan je dus niet evenredig maken met het aantal uren dat je voor de goede zaak gewerkt hebt. Maar in beide interpretaties (de ‘materiële’ en de ‘geestelijke’) stelt God de liefde boven de rechtvaardigheid, althans boven de rechtvaardigheid zoals wij mensen ze beoefenen. God meet onze twijfelachtige verdiensten niet; zijn liefde kent geen maat.
Het matteüseffect houdt ook verband met loon naar werken voor het Rijk Gods.
Foto: Gelijkenis
van de arbeiders in de wijngaard, pater Leo Coppens OSA, gewelfschildering in
de kerk van OLV van Troost, Heverlee
Geen opmerkingen:
Een reactie posten