In de seculiere maatschappij wordt geloof beschouwd als een
zaak van de individuele levenssfeer. Dat is niet helemaal verkeerd maar ook
niet helemaal juist. Voor de gelovige zelf is geloof ook een collectieve zaak,
met een opdracht de relevantie ervan aan het licht te brengen en dit licht te
laten schijnen op de berg, en dus voor iedereen.
We merkten eerder al op dat hedendaags geloof niet hetzelfde
is als traditioneel geloof. Hedendaags geloof is postmodern en postmodern
geloof is een contradictio in terminis. Het postmodernisme
gelooft eigenlijk nergens in. Hedendaags geloof heeft het moeilijk met
dogma’s. Dogma’s zijn vaak gebrekkige formuleringen van binnenkerkelijke buikgevoelens.
Ze moeten in hun historisch perspectief geplaatst worden. Dat hoeft daarom nog
niet tot ongeloof te leiden, maar eerder tot een beter begrip van de traditie. Het
is uiteindelijk niet zeker dat we vandaag minder geloof kennen dan in de middeleeuwen.
Ik wil ook niet beweren dat geloof sowieso beter is dan ongeloof. Beiden rechtvaardigen zichzelf. Ongeloof is verstandiger, zeker als het verhaal dat je van vrienden opgedist krijgt, op woestijnzand gebouwd is. Maar zelfs een niet-helemaal-echt-zo gebeurd verhaal kan zo sterk zijn dat het een ganse gemeenschap inspiratie en kracht bezorgt. Dat ene verhaal wordt vandaag te weinig verteld aan de opkomende generaties en dat is een verarming in de geesten. Dat is het grootste probleem!
De relevantie van het geloof zit niet alleen in de achterliggende ‘waarheid’
en de aangekondigde ‘gerechtigheid’ maar ook en vooral in de schoonheid van die
verhalen. De religieuze kunst heeft die schoonheid eeuwenlang laten schitteren.
Het is onwaarschijnlijk dat het na twintig eeuwen zou eindigen. We moeten die
schoonheid opnieuw laten schitteren, zoals de norbertijnen in Heverlee gedaan hebben.
Ik verwijs ook naar mijn blog Sporen van Geloof.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten