Dit boek van Gerard Bodifée, uitgegeven bij Davidsfonds, handelt over de verhouding tussen wetenschap en religie. Dit boek behoort tot het beste wat ik over dit onderwerp al las, ook al ben ik geen wetenschapsfilosoof. De auteur doet een eerlijke poging om wetenschap en religie in hun juist kader te plaatsen, om hun rol voor mens en maatschappij duidelijk te maken. Het is duidelijk dat hieraan geen behoefte zou bestaan indien er tussen wetenschap en religie geen spanningsveld zou bestaan en daar gaat de auteur ook niet aan voorbij.
De inleiding komt al snel tot de kern van de zaak. Ons heelal, eigenlijk een steen, is tot leven gekomen, vanuit haar eigen eenvoudige natuurwetten, en alleen tijd was daarvoor nodig. Ook de wetenschapper moet erkennen dat ons bestaan mysterieus is, zowel wat haar oorsprong betreft als wat haar diepere aard betreft. Wetenschap en religie hebben gemeen dat zij gedreven worden door het streven van de mens naar eenvoud en schoonheid, maar ze handelen over verschillende aspecten van ons bestaan: enerzijds de fysische werkelijkheid, anderzijds de 'transcendente' werkelijkheid: onze betrokkenheid bij onze bestemming, onze levensoriëntatie en de zin van ons bestaan. (Ik formuleer hier in eigen bewoordingen.)
De auteur verklaart waarom de spanning tussen religie en wetenschap zo hoog opgelopen is. De kritiek die in de negentiende eeuw al geformuleerd werd op de godsdienst, werd door de Kerk nooit ernstig weerlegd. Inderdaad ligt hier één van de diepere oorzaken van de achteruitgang van de godsdienstpraktijk. En ik zou eraan toevoegen: de Kerk heeft verkozen zich in haar eigen letterlijke versie van de universele waarheid op te sluiten, zonder de beperkingen van haar beeldspraak toe te geven en zonder open te staan voor nieuwe inzichten uit de wetenschap en uit andere levensbeschouwingen. Nochtans heeft zij minstens een kenmerk gemeenschappelijk, zowel met de wetenschap als met de andere levensbeschouwingen, namelijk het streven naar goedheid, waarheid en schoonheid. Daarom blijf ik optimistisch dat een synthese nog mogelijk is, ook binnen onze Kerk. Gerard Bodifée heeft alvast een goede aanzet gegeven.
Het 'wetenschappelijk' gedeelte van dit boek deed me even stil staan bij de merkwaardige en moedige 'gedachtensprongen' waartoe Kopernikus en Kepler in staat waren en beseffen hoe wonderlijk het verschijnsel wetenschap zelf is. In een meer filosofisch gedeelte behandelt de schrijver verschillende historische pogingen om het godsbegrip te definiëren. Interessant is het hoofdstuk over 'ik' waar de Indische Upanishaden ons leren dat achter de fysische werkelijkheid een moeilijk te duiden diepere werkelijkheid schuilgaat. En net zoals in de fysische werkelijkheid, blijkt al het zijnde in die andere werkelijkheid iets gemeenschappelijks te hebben.
De epiloog van het boek is briljant. Ik heb tot dusver mijn eigen begrip van de Schepping nog niet beter kunnen samenvatten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten