In deze septembermaand staan we even stil bij een vergeten vaardigheid voor ons onderwijs.
Het laatste
jaar van de humaniora was vroeger toegewijd aan de retorica, de kunst van de
welsprekendheid. Welsprekendheid was belangrijk voor het prediken in het
geestelijke leven en het pleiten in het wereldlijke leven. Daar wordt nu meewarig op neergekeken. Welsprekendheid wordt een beetje als gladheid
of handigheid beschouwd, en de welsprekende spreker heeft op voorhand ongelijk, we checken alles wat die zegt op de smartphone. Het probleem
met de welsprekendheid is vooral dat we geen echte luisteraars meer hebben, smartphone en sarcasme zijn de baas. Maar ook op het internet wedijveren al dan niet welsprekende
mensen om de aandacht van de kijker. Welsprekendheid gedijt alleen bij aandachtige zwijgers.
In de
literatuur hebben we schitterende voorbeelden: de rede van Marcus Antonius na
de dood van Caesar of de rede van Max Havelaar voor de hoofden van Lebak. In de
politiek denken we aan de baanbrekende rede van Martin Luther King “I have a
dream”.
Spreken is zilver, maar een goed voorbereide rede is goud. De spreker structureert zijn gedachten en denkt na over de vraag hoe die de aandacht van zijn publiek zal trekken. In deze tijd is dat net heel belangrijk. Niet alleen wat je zegt is belangrijk, maar ook hoe je het zegt. De stijl is heel de mens. Laten we dus wat meer inspanning doen om goede redevoeringen te houden. Je kan het vak van de welsprekendheid wel leren volgens de Romeinen. "Orator fit, poeta nascitur". Redenaar kan je worden, maar als dichter moet je geboren worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten