dinsdag 15 april 2014

Seneca en het stoïcisme

Seneca leefde in een woelige tijd en kende onder keizer Nero zowel roem als vernedering. Hij raakte zo vooral bekend om zijn stoïcisme, zowel met zijn geschreven teksten als met zijn levenshouding. Aangezien wij ook in een 'woelige' tijd leven, kan het de moeite lonen even stil te staan bij de betekenis van het stoïcisme vandaag.

Tomáš Sedláček wijdt in zijn boek "the Economics of Good and Evil" enige aandacht aan het stoïcisme. Hij rangschikt een aantal filosofische stromingen op een "as van goed en kwaad" naargelang deze stromingen een hogere ethische gedragsnorm opleggen aan hun volgers. Het stoïcisme komt net naast het christendom te staan en er zijn dan ook heel wat gelijkenissen tussen deze twee.

Beide "filosofieën", als ik ze zo even mag noemen, pleiten voor het nastreven van de deugd, al legt het christendom de nadruk op de liefde als ultiem criterium voor de deugd. In beide filosofieën is de inzet onvoorwaardelijk, ik bedoel hiermee dat het nastreven van de deugd niet afhankelijk gesteld wordt van het praktische resultaat dat deugdzaam handelen eventueel kan hebben en van de emoties die er al dan niet het gevolg van zijn (anders dan bij het epicurisme). Daarmee samenhangend is de inzet in beide gevallen ook onbaatzuchtig. Beide filosofieën bepleiten ook een soort onbewogenheid tegenover de wisselvalligheden van het lot. In het christendom is die onbewogenheid geen doel op zich, maar een deemoedige onderwerping aan Gods wil. Zo toont het lijdensverhaal van deze goede week ons een opvallend onbewogen, bijna stoïcijnse Jezus. (Alleen op de vooravond, in de hof van Gethsemane komen emoties uitdrukkelijk ter sprake.)

In het stoïcisme is die onbewogenheid wel zeer uitdrukkelijk aanbevolen als een waarde op zich en daarom wordt het stoïcisme vandaag vooral geassocieerd met ultieme zelfbeheersing, zowel in de daad als in de emotie. Die zelfbeheersing is onder verschillende gedaantes in onze cultuur blijven hangen, al kan men de band met de oorspronkelijke Stoa betwisten. Zo vinden we ze terug in de levensstijl van sommige kloosterordes en in de geschriften van Thomas a Kempis. Maar ook in de adel en de burgerij bestond er tot eind vorige (=20ste) eeuw een soort "gentlemanscultuur", waarin zelfbeheersing, inclusief de controle over eigen emoties, belangrijk waren. Een gentleman werd geacht zijn emoties te beteugelen, hetgeen natuurlijk zowel voordelen als nadelen had. Alleszins valt het op dat de hedendaagse populaire cultuur zich sterk afzet tegen het stoïcisme als relict van een achterhaalde cultuur, misschien meer nog dan tegen het christendom. Integendeel, het kunnen 'outen' van emoties en driften is een streven op zich geworden, bijna een nieuwe religie.

Er zijn natuurlijk ook grote verschillen tussen christendom en stoïcisme. Het stoïcisme is vooral op het heil van het individu gericht terwijl er in het christendom ook een gemeenschap is waar God een plan mee heeft. Toch is het interessant Seneca te lezen en zijn pleidooien voor de deugd. De ballingschap van Seneca en de kruisiging van Jezus vertonen deze gelijkenis: ze waren beide de ultieme consequentie van een onwrikbare deugdzaamheid (inclusief intellectuele eerlijkheid) en beide beproevingen waren niet bij machte iets aan de deugdzaamheid van hun dragers te veranderen. Het is "moed" in haar meest geavanceerde vorm, wellicht de eigenschap die mensen het meest bewonderen.

Dit is een thema dat de kern van ons mens-zijn raakt. Het duikt ook op in het Indische Mahabharata epos (de gelijkmoedigheid van Arjoena) en in het confucianisme. Zie ook een vroegere verhandeling over de -moeden en de -moedigheden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten