Dit boek van Wolfram Eilenberger vertelt het verhaal van
vier beroemde Duitstalige filosofen in de periode 1919 – 1929, zeg maar de
eerste helft van het Interbellum, een periode die honderd jaar geleden gestart
is. Het zijn de grondige Martin Heidegger, de ontstuimige Walter Benjamin, de
menselijke Ernst Cassirer en de geniale Ludwig Wittgenstein. Het was een zeer
woelige, chaotische periode in Duitsland en je gaat je afvragen of chaos een
vruchtbare voedingsbodem kan zijn voor filosofie of is chaos nu net de
voedingsbodem voor dit soort filosofie, waar alles in vraag gesteld
wordt, zelfs de woorden om de vraag te stellen? Onze huidige
manier van denken is zeker schatplichtig aan het werk van deze letterlijk
baanbrekende filosofen.
Het boek is tamelijk lang en gedetailleerd. De vier levensverhalen zijn zeer verschillend, maar ze kruisen elkaar op beslissende
momenten. Doorheen de levensverhalen licht Wolfram Eilenberger een tip van de
sluier op over de inhoud van de filosofieën, maar tegelijk suggereert hij op
die manier dat de standaardwerken van deze filosofen erg ontoegankelijk zijn.
Als mens lijkt Cassirer de meest aangename persoon. Als
filosoof lijkt Wittgenstein de meest geniale. De vier filosofen lijken het erover
eens te zijn dat je geen zingevende waarheid (bv. een levensbeschouwing) kan
poneren als iets objectiefs, laat staan als wetenschappelijke waarheid.
Wittgenstein suggereert dat filosofie helemaal geen waarheid kan poneren; ze kan
hoogstens een ervaring opwekken, de ervaring van het zijnswonder, waar je al
dan niet open voor kan staan. Bevrijding kan alleen komen door ervaring en
beleving, maar niet door kennis.
Een zeer lezenswaardig boek voor al wie belangstelling heeft
voor de meer hedendaagse filosofie die inderdaad niet snel op de schoolbanken
aan bod zal komen. Intussen is deze "hedendaagse" filosofie al een eeuw oud, maar ze heeft die afgelopen eeuw wel heel grondig getekend. Ik verwijs ook naar mijn blogs over Hannah
Arendt en over het postmodernisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten