dinsdag 21 april 2020

Pierre Abélard - Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen

De middeleeuwse schrijver Pierre Abélard is vooral bekend om zijn ongeëvenaarde liefde met zijn tijdgenote Héloise. Maar ook dit allermooiste liedje kende een einde. Waarom Abélard het daarna een beetje rustiger aan moest doen, leest u in dit boek. Het is een Nederlandse vertaling van een Latijnse tekst,  een dialoog tussen een filosoof, een jood en een christen.

Pierre Abélard heeft een verrassend moderne manier van denken. Hij gelooft in de rede. Maar hij erkent ook de beperktheid van het individu om alleen de waarheid te achterhalen. Hij meent dat de waarheid wél bestaat. Tegelijk ziet hij in de dialectiek een werkwijze om dichter bij die waarheid te komen. Een diversiteit van invalshoeken moest de weg wijzen. En zoals gebruikelijk bij theologen moest hij daarvoor ook verketterd worden.

Het ‘geloof’ van de ‘filosoof’ in het verhaal is niet helemaal duidelijk maar hij deed me wat denken aan Seneca. Wat opvalt, is dat de drie personages weliswaar vrij denken over een aantal thema’s maar dat er toch een aantal stellingen zijn, die zij als “onnodig te bespreken” beschouwen, omdat ze het eens zijn.  Voor de middeleeuwer waren het bestaan van God en het bestaan van een hiernamaals zo vanzelfsprekend dat een discussie overbodig leek.

Interessant is hoe de drie proberen tot een gemeenschappelijke visie op de naastenliefde te komen. De filosoof verwijst naar de Wet van Mozes: “Wanneer u een weggelopen rund of ezel van uw vijand tegenkomt, moet u het dier bij hem terugbrengen. Ziet u de ezel van iemand met wie u in onmin leeft in elkaar zakken, dan mag u hem (=de ezel) niet aan zijn lot overlaten; u moet hem de helpende hand bieden. Vreemdelingen mag u niet slecht behandelen.”

Vertaald naar vandaag: als uw vijand in gevaar is omdat hij geen mondmasker heeft, en u hebt er twee, dan moet u hem een mondmasker geven, ook al heeft hij een andere nationaliteit. De idee van barmhartigheid, zelfs tegenover vijanden, was al lang gekend voor de Barmhartige Samaritaan , hoewel Jezus ze een nieuwe gedaante geeft. Anderzijds stelt de filosoof dat men ethisch gezien buitenlanders wel anders (= niet slecht, maar toch met minder voorrechten) dan het eigen volk mag behandelen. Dat is vandaag een heikel thema in de politiek. In welke mate mag 'nabijheid' een rol spelen in onze graad van naastenliefde? En in welke mate doet ze dat sowieso, ook als we het 'onrechtvaardig' vinden?

Er worden in dit boek nog andere plezante kwesties behandeld zoals: “Bevindt de hel zich onder de grond?”. Het antwoord is even duidelijk als men vandaag van een nationale veiligheidsraad kan verwachten. Ik verwijs ook naar andere boeken over middeleeuwse denkers als: “Een weg van verstilling” en “Vernieuwde Innigheid”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten