Tijd is het meest raadselachtige begrip dat wij kennen. Niemand
kan het helemaal doorgronden. Geen enkele wetenschapper of filosoof kan je zeggen
wat het is zonder het begrip direct of indirect opnieuw te gebruiken in zijn
definitie. We kunnen alleen zeggen dat we gebeurtenissen kunnen rangschikken in
een geheimzinnige dimensie die wij tijd noemen. Het vreemde is dat deze
dimensie een “zin” heeft in de wiskundige betekenis van zin, m.a.w. de tijd
gaat steeds ‘vooruit’ en nooit ‘achteruit’. Anders dan bij ruimtelijke
dimensies, kunnen we niet zomaar reizen in de richting/zin waarin we willen.
Tijd staat in de noemer van elke verandering. Zonder tijd
geen verandering en zonder verandering geen tijd. Tijd wordt in de praktijk
alleen gemeten aan de hand van toestellen die zeer regelmatige veranderingen
tonen; we noemen ze klokken. Maar hoe definieer je regelmatigheid zonder tijd? Je
kan een klok alleen controleren door ze te vergelijken met een andere klok, en die
moet je dan weer controleren met een andere klok.
Het wordt helemaal moeilijk met tijd als tijd en gelijktijdigheid
niet absoluut maar relatief blijken te zijn. Dat zegt de speciale
relativiteitstheorie van Albert Einstein. Niet de tijd is constant, maar wel de
lichtsnelheid, die blijkbaar een rol speelt in onze ‘relatieve’ tijdsbeleving.
Dat is helemaal contra-intuïtief. Maar de atoomklokken aan boord van
navigatiesatellieten moeten wel rekening houden met het fenomeen om correct te
kunnen werken. Intussen werken natuurkundigen verder aan eenheidstheorieën. Maar het is niet zeker dat die ons gaan helpen in dit "gevecht met de tijd".
Gewone mensen maken graag selfies in het bijzijn van buitengewone
mensen. Ze hopen dat dat buitengewone op hen afstraalt en willen zich daarmee
situeren in de tijd. In het jaar 1990 maakte ik in Londen deze foto met deze buitengewone
man, lang vòòr selfies gebruikelijk werden. U ziet dat mijn frequente heen-en-weer reizen naar het werk een stuk tijddilatatie veroorzaakt heeft.
Full
fathom five thy father lies,
Of his
bones are coral made,
Those are
pearls that were his eyes,
Nothing of
him that doth fade,
But doth
suffer a sea-change,
into
something rich and strange,
Sea-nymphs
hourly ring his knell,
Ding-dong.
Hark! now
I hear them, ding-dong, bell.
Ref: Sylvia Wenmackers “Atoomklokken hebben hun beste tijd gehad”, Karakter 58, Academische Stichting Leuven.
Ik verwijs ook naar mijn blog: “De Rechtvaardiging van onze Tijd” en naar mijn Engelstalige blog: “You are your time”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten