De broers Karamazov van Fjodor Dostojevski is een grote en
dikke klassieker uit de wereldliteratuur. Het verhaal speelt zich af in het 19de eeuwse Rusland, in een context van enorme standen-verschillen; het
lijfeigenschap is nog niet geheel verdwenen. Het verhaal belicht talrijke facetten
van het mens-zijn.
Vader Fjodor Pavlovitsj Karamazov heeft drie zonen uit twee
huwelijken: Dimitri, Ivan en Aljosja. Vader Fjodor is
allesbehalve een goede huisvader. Hij gedraagt zich werkelijk als een zwijn en
wordt op een bepaald ogenblik vermoord, en wel tot opluchting van velen. De
omstandigheden zijn echter zeer bezwarend voor de oudste zoon Dimitri. Het verhaal is
een echte whodunit van 940
bladzijden, waarin de lezer geregeld van mening wisselt en die uiteindelijk
uitmondt in een rechtszaak die duidelijkheid moet brengen. De lezer blijft
uiteindelijk toch op zijn honger zitten. Hij gaat aanvoelen dat er inderdaad
een vervolg ontbreekt dat Dostojevski nooit heeft kunnen afwerken.
De drie broers belichamen elk een pijler van het mens-zijn:
het liefdevolle geloof (van Aljosja), de rede inclusief het ‘menselijke’
rechtvaardigheidsgevoel (van Ivan) en de brandende passie (van Dimitri). Het boek start met het standpunt van de jongste Aljosja en door het verhaal heen
krijg je wel het gevoel dat Dostojevski het meest in hem gelooft, ook al kan Aljosja
zich zelf sterk inleven in de gedachten en gevoelens van zijn broers. Aljosja blijkt uiteindelijk de sterkste te zijn want zijn broers Ivan en Dimitri worden
door hun extreme rede en hun extreme passie tot waanzin gedreven. De
dialogen en betogen van de hoofdpersonages zijn soms langdradig en hysterisch
maar de lezer gaat toch van hen houden.
Het boek is vooral interessant omwille van de spanning
tussen geloof en rede. Ivan kan niet in een rechtvaardige God geloven omwille
van het kwaad in de wereld. Zijn dialoog met Aljosja gaat geleidelijk over in
een sublieme monoloog die leest als een trein. De lezer wordt bij de keel
gegrepen door het kwaad van de wereld, vooral het ondraaglijke kwaad tegen
kinderen. Ivan stelt zich de vraag: “Kan een moeder (zelfs met goddelijke hulp)
de beul vergeven die haar zoontje voor de honden heeft laten gooien?”. Hij komt
tot de conclusie dat zelfs God, als Hij bestaat, niet in staat is dit leed weer
goed te maken. Het schitterende verhaal van de Grootinquisiteur van Sevilla stelt dat de mens zijn vrijheid niet aankan en dat de mensheid maar
gelukkig kan zijn als zij met geweld gedwongen wordt op het rechte pad te
blijven.
Aljosja kan de argumenten van zijn broers niet weerleggen;
hij kan alleen van hen houden en hen helpen overeind te blijven. Ook hij kent
droefheid; hij is gedwongen te delen in het leed van zijn broers.
Het thema sluit nogal goed aan bij mijn blog: "De immanente rechtvaardigheid".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten