Het verdorven genootschap - A Wicked Company, een boek van Philipp Blom, vertelt het verhaal van de salons van de 'radicale Verlichting' van de 18de eeuw, met in de hoofdrol Denis Diderot, en misschien minder bekend, baron Thiry d'Holbach. De auteur blaast het stof weg dat over deze doodgezwegen beweging gevallen was nadat de hoofdrolspelers overleden waren.
In de salon van baron d'Holbach konden figuren als Diderot en Hume in absolute vrijheid filosoferen over de menselijke conditie. (Het moet er prettig geweest zijn.) Vooral Diderot maakte met zijn rationalisme en zijn smakelijke satire graag brandhout van de dogma's van de Kerk en beleed voor het eerst een openlijk atheïsme, hetgeen in die tijd een bijzonder gevaarlijke aangelegenheid was. Van de vroegere humanisten had alleen Spinoza het traditionele godsbeeld enigszins in vraag gesteld.
Er waren twee problemen met het atheïsme. Een eerste probleem was de wereldlijke macht. Kerk en adel waren nog oppermachtig in de tijd van het Ancien Régime. In de 18de eeuw begon een industriële burgerij op te komen, en zoals altijd leidde dat tot een strijd om de macht. Het is altijd gevaarlijk de machthebbers uit te dagen met een nieuwe levensbeschouwing; je wordt dan automatisch beschuldigd van godslastering. Het overkwam Diderot, het overkwam ook Jezus Christus.
Een tweede probleem was de moraal. Enerzijds wilde men zich bevrijden van een moraal die te sterk gericht was op schuldbesef, vooral inzake seksuele normen, een thema dat nog altijd niet van de agenda verdwenen is. Nochtans heeft deze strengheid volgens mij in se niets met godsdienst te maken, wel met de primitieve oplossingen die men voor primitieve leefomstandigheden moest bedenken. De vraag was natuurlijk of er nog een deugdzaam leven mogelijk was, nadat het traditionele godsbeeld was verdampt? In feite een merkwaardige redenering, alsof je alleen respect hebt voor je medemens uit angst in de hel te belanden? De salon toonde aan dat een nieuwe moraal gebaseerd op de erkenning van wederzijdse behoeften en verlangens (in feite de zogenoemde golden rule) wel degelijk mogelijk is. Het liederlijke leven aan de salons kan wel problemen van geloofwaardigheid veroorzaakt hebben.
Eigen noot hierbij: recent onderzoek toont trouwens aan dat de intentie tot moreel handelen iedere levensbeschouwing vooraf gaat. De beleden levensbeschouwing dient in feite alleen ter rechtvaardiging en ter zingeving. Daarmee wil ik niet zeggen dat levensbeschouwing onbelangrijk is, integendeel. Maar ik zie levensbeschouwing (inclusief onze mooie wonderverhalen) als een zuiver cultureel gegeven. Sommige mede-gedoopten noemen dat relativisme... maar ik beschouw cultuur nu juist als heel belangrijk en alleen cultuur kan je cultiveren. Het is ook mogelijk in de talrijke wereldgodsdiensten en levensbeschouwingen gemeenschappelijke waarden te herkennen.
Het boek vergt wat moed van de lezer om zich door de talrijke details heen te werken, maar het geeft op die manier wel een zeer goed tijdsbeeld. De auteur hanteert wel een negatieve definitie van godsdienst en geloof ("die zijn pas compleet met inquisitie en censuur"). Hij had duidelijk gehoopt op een bredere doorbraak, zoniet een erkenning van de radicale Verlichting in de maatschappij. Ik van mijn kant hoop nog steeds op een doorbraak van de Verlichting in de Kerk zelf en mijn hoop is waarschijnlijk even ijdel als die van de auteur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten