In zijn roman “De donkere kamer van Damokles” laat Willem
Frederik Hermans zijn hoofdpersonage een heldhaftig leven leiden. Henri
Osewoudt verlaat zijn dor bestaan in een sigarenwinkeltje en wordt verzetsheld.
Op het einde van de oorlog, tevens het einde van zijn korte leven, blijkt alles op een niet-verifieerbare waarheid, wellicht een illusie, gebouwd
te zijn. Zozeer zelfs, dat zijn heldhaftigheid even betekenisloos wordt als
zijn saaie leven in het sigarenwinkeltje. Het is een typische gedachte van de
Tweede Wereldoorlog. Het geweld van de oorlog vernietigde niet alleen huizen en
mensen, maar ook ideeën. Alles waar een mens in kon geloven moest op de schop:
politieke systemen, religies, ideologieën. Alles wat voor waar, goed en schoon
aanzien wordt, blijkt dat niet te zijn, zelfs integendeel: iedere verering leidt
onvermijdelijk naar destructie. Het is de centrale gedachte van het
postmodernisme en in deze blog wil ik even stilstaan bij de betekenis van het
postmodernisme vandaag.
In “De
geschiedenis van de vooruitgang” wijst Rutger Bregman erop dat het
postmodernisme nog steeds een dominante denkstroming is in onze maatschappij. Hij wijst ook op de pijnpunten. Ten eerste verdwijnt met alle
geloof ook het geloof in de vooruitgang zelf en zoals we eerder al vaststelden:
het geloof in vooruitgang is zelfbevestigend, maar het ongeloof is dat ook. Dat
betekent dat als het postmodernisme ons verhindert te geloven in vooruitgang,
dan zullen we ook werkelijk minder vooruitgang maken dan diegenen die zich de
luxe van het postmodernisme niet kunnen veroorloven. Een ander probleem met postmodernisme is dat
het ongelijke
culturen gelijk behandelt, ook als er duidelijke verschillen zijn in de
manier waarop culturen een plaats geven aan diversiteit in al haar vormen (nationaliteit,
religie, geslacht, geaardheid, leeftijd en graad van fysieke en mentale gezondheid).
Maar in onze postmoderne mainstream cultuur, is het bijna verboden te denken
dat deze of gene cultuur meer geavanceerd kan zijn, ook al gebruiken we graag het criterium diversiteit. Het postmodernisme heeft niet kunnen vermijden dat we nu een aantal nieuwe heilige huisjes hebben.
Moet het postmodernisme dan ook maar op de schop, net zoals alle
ideologieën die het zelf op de schop plaatste? Het postmodernisme heeft de
verdienste dat het ons kritisch laat kijken naar al onze religies, gedachtestromingen en politieke systemen, zodat wij niet te snel in dweperij vervallen. Dat
is gezond, want dweperij is ongezond. Als zodanig is een zeker postmodernisme
heilzaam als grondstroom in de maatschappij. En toch moeten we nog zuurstof
durven geven aan nieuwe ideeën als die zich aandienen.
De gezonde spanning tussen geloof en postmodernisme kwam ook al aan
bod in mijn blog Sporen
van geloof.
Foto uit eigen album: het Inntel hotel van Zaandam wordt beschouwd als een
voorbeeld van postmoderne architectuur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten