De middeleeuwse schrijver Pierre Abélard is vooral bekend om
zijn ongeëvenaarde liefde met zijn tijdgenote Héloise. Maar ook dit allermooiste liedje kende een einde. Waarom Abélard het daarna een beetje rustiger aan moest doen, leest u in dit boek. Het is een Nederlandse vertaling van een Latijnse tekst, een dialoog tussen een filosoof, een jood en een christen.
Pierre Abélard heeft een verrassend moderne manier van denken. Hij gelooft in de rede. Maar hij erkent ook de beperktheid van het individu om alleen de waarheid te achterhalen. Hij meent dat de waarheid wél bestaat. Tegelijk ziet hij in de dialectiek een werkwijze om dichter bij die waarheid te komen. Een diversiteit van invalshoeken moest de weg wijzen. En zoals gebruikelijk bij theologen moest hij daarvoor ook verketterd worden.
Pierre Abélard heeft een verrassend moderne manier van denken. Hij gelooft in de rede. Maar hij erkent ook de beperktheid van het individu om alleen de waarheid te achterhalen. Hij meent dat de waarheid wél bestaat. Tegelijk ziet hij in de dialectiek een werkwijze om dichter bij die waarheid te komen. Een diversiteit van invalshoeken moest de weg wijzen. En zoals gebruikelijk bij theologen moest hij daarvoor ook verketterd worden.
Het ‘geloof’ van de ‘filosoof’ in het verhaal is niet
helemaal duidelijk maar hij deed me wat denken aan Seneca. Wat opvalt, is dat
de drie personages weliswaar vrij denken over een aantal thema’s maar dat
er toch een aantal stellingen zijn, die zij als “onnodig te bespreken”
beschouwen, omdat ze het eens zijn. Voor de middeleeuwer waren het bestaan van
God en het bestaan van een hiernamaals zo vanzelfsprekend dat een discussie
overbodig leek.
Interessant is hoe de drie proberen tot een gemeenschappelijke
visie op de naastenliefde te komen. De filosoof verwijst naar de Wet van Mozes:
“Wanneer u een weggelopen rund of ezel
van uw vijand tegenkomt, moet u het dier bij hem terugbrengen. Ziet u de ezel
van iemand met wie u in onmin leeft in elkaar zakken, dan mag u hem (=de
ezel) niet aan zijn lot overlaten; u moet
hem de helpende hand bieden. Vreemdelingen mag u niet slecht behandelen.”
Vertaald naar vandaag: als uw vijand in gevaar is omdat hij geen mondmasker heeft, en u hebt er twee, dan moet u hem een mondmasker geven, ook al heeft hij een andere nationaliteit. De idee van barmhartigheid, zelfs tegenover vijanden, was al lang gekend voor de Barmhartige Samaritaan , hoewel Jezus ze een nieuwe gedaante geeft. Anderzijds stelt de filosoof dat men ethisch gezien buitenlanders wel anders (= niet slecht, maar toch met minder voorrechten) dan het eigen volk mag behandelen. Dat is vandaag een heikel thema in de politiek. In welke mate mag 'nabijheid' een rol spelen in onze graad van naastenliefde? En in welke mate doet ze dat sowieso, ook als we het 'onrechtvaardig' vinden?
Vertaald naar vandaag: als uw vijand in gevaar is omdat hij geen mondmasker heeft, en u hebt er twee, dan moet u hem een mondmasker geven, ook al heeft hij een andere nationaliteit. De idee van barmhartigheid, zelfs tegenover vijanden, was al lang gekend voor de Barmhartige Samaritaan , hoewel Jezus ze een nieuwe gedaante geeft. Anderzijds stelt de filosoof dat men ethisch gezien buitenlanders wel anders (= niet slecht, maar toch met minder voorrechten) dan het eigen volk mag behandelen. Dat is vandaag een heikel thema in de politiek. In welke mate mag 'nabijheid' een rol spelen in onze graad van naastenliefde? En in welke mate doet ze dat sowieso, ook als we het 'onrechtvaardig' vinden?
Er worden in dit boek nog andere plezante kwesties behandeld zoals: “Bevindt
de hel zich onder de grond?”. Het antwoord is even duidelijk als men vandaag van een nationale veiligheidsraad kan verwachten. Ik verwijs ook naar andere boeken
over middeleeuwse denkers als: “Een
weg van verstilling” en “Vernieuwde
Innigheid”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten